Op basis van resultaten van eerder onderzoek dat we binnen de AW Ouderen uitvoerden, ontwikkelden we lesprogramma’s voor (student) zorgprofessionals in het verpleeghuis samen met zorgprofessionals, het zorgonderwijs en de wetenschap. Hoe ging deze samenwerking? Wat beïnvloedde de samenwerking? En wat leerden we hiervan? Deze vragen stonden centraal in ons onderzoek dat is gepubliceerd in het Journal of Participatory Methods.
Om de verpleeghuiszorg mee te laten ontwikkelen met de kennis die onderzoekers opdoen, is het belangrijk dat die kennis in het zorgonderwijs en bij- en nascholingen voor zorgprofessionals terechtkomt. Studenten en zorgprofessionals kunnen met de nieuwste inzichten zo hun vak blijven ontwikkelen en bijdragen aan de kwaliteit van mensgerichte zorg. Er is nog niet veel bekend over hoe onderwijs ontwikkeld kan worden samen met diverse belanghebbenden. Daarom ontwikkelden we twee lesprogramma’s samen met docenten uit het mbo- en hbo-onderwijs, mbo-verpleegkundigen, een specialist onderwijsontwikkeling en een onderzoeker van de universiteit. De uitdaging was om van de kennis uit twee onderzoeken van de Academische Werkplaats Ouderen (‘Het verhaal als kwaliteitsinstrument’ en ‘het Geriatrisch Revalidatie Zorg instrument’) lesprogramma’s te ontwikkelen. We onderzochten hoe de samenwerking verliep, welke factoren de samenwerking beïnvloedden en wat we hiervan hebben geleerd.
Een creatieve analyse toonde aan dat diversiteit een overkoepelend thema was, dat de samenwerking beïnvloedde; de betrokkenen verschilden van elkaar op veel gebieden. Niet iedereen had evenveel kennis over onderwijsontwikkeling, binding met onderzoek en tijdens de ontwikkelbijeenkomsten sprak soms niet iedereen dezelfde ‘taal’. Dat zagen we terug in drie subthema’s: het faciliteren van het ontwikkelproces, de eigenschappen van de ontwikkelaars en verschillende belangen en structuren. Zo ontdekten we dat de positieve sfeer en de vriendschappelijke gevoelens voor elkaar bijdroegen aan het ontwikkelen van onderwijs. Soms was het lastig om afspraken te maken, doordat schoolvakanties en zorgroosters niet op elkaar aansloten. De gevolgen van COVID-19 werkten niet mee: de zorg had het heel druk met zorgen en docenten moesten online lesgeven. Hierdoor was het project lastig opgang te houden.
De onderlinge goede sfeer en de persoonlijke eigenschappen van betrokkenen droegen op een positieve manier bij aan het ontwikkelen van de lesprogramma’s. De complexiteit van het ontwikkelproces, tegenstrijdige belangen en het gebruiken van elkaars verschillende kennis en kunde beïnvloedden het ontwikkelen. Goede organisatie en een bekwame facilitator kunnen problemen voorkomen of oplossen als ze ontstaan bij zo’n ingewikkeld proces.
Aan het artikel werkten mee: Irene Muller-Schoof, Marjolein Verbiest, Miranda Snoeren en Katrien Luijkx.
Ben je benieuwd naar het volledige Engelstalige artikel, klik dan hier.
Meer informatie over dit onderzoek vind je hier.
Door Irene Muller-Schoof, Promovendus bij de Academische Werkplaats Ouderen van Tranzo